Irrigatienaald

Het is een flexibele plastic naald met een gesloten uiteinde en twee openingen die zich op 180° van elkaar bevinden. Dankzij zijn flexibiliteit en buigzaamheid kan de irrigatienaald met meer gemak en minder weerstand bochten maken.

Tandartsen kunnen de irrigatiemethode die ze op dit moment in hun praktijk inzetten blijven gebruiken, bijvoorbeeld een EndoActivator; wij adviseren de gele, kleine activator.

Wij gebruiken natriumhypochloriet onverdund (6% of 5,25% actief) om te helpen bij de verwijdering van weefsel en organisch materiaal, gevolgd door een spoeling met waterig EDTA om te helpen bij de verwijdering van het anorganische gedeelte van de smeerlaag.

De irrigatienaald is bedoeld voor gebruik in combinatie met oplossingen op basis van natriumhypochloriet, EDTA of chloorhexidine.

Zulke incidenten komen zelden voor binnen de endodontie en zijn iets dat we allemaal graag willen voorkomen. Het probleem is niet de kanaalgrootte, maar de plaatsing en beweging van de irrigatienaald, de verhouding volume / tijd van de irrigatieoplossing en het nalaten om voorafgaand aan het starten van een irrigatieprotocol de resorptie en eventuele perforaties vast te stellen.

Daarnaast loopt irrigatieoplossing bij naalden met een open uiteinde naar voren toe en zonder terugstroom uit de punt van de naald. Dit is een van de meest waarschijnlijke scenario’s voor mogelijke irrigatie-incidenten. Met een lichte beweging van de naald en door het laten uitstromen van de oplossing tijdens de uitwaartse slag zijn irrigatie-incidenten eenvoudig te vermijden.

Uit klinische ervaring en literatuur over de anatomie van gebitselementen weten we dat kanaallengtes, van opening tot apex, tussen de 9-12 mm liggen, met een maximumlengte van 15 mm (resulterend in derden van elk 3-4 of soms 5 mm). Met een kroonlengte van 10-12  mm kunnen de meeste kanalen relatief eenvoudig geïrrigeerd worden.

Irrigatieoplossingen, zoals natriumhypochloriet, moeten 20 à 30 minuten met het weefsel in contact staan om te kunnen helpen bij de verwijdering / vertering van het weefsel en de desinfectie.

Irrigatieprotocollen adviseren om de laatste keer bleekmiddel en EDTA te gebruiken, ongeveer 30 à 60 seconden per kanaal.

Het is belangrijk om een soepele toevoer te hebben, en ervoor te zorgen dat irrigatieoplossingen niet onder druk worden aangevoerd of als de naald vast zit. Injecteren van oplossing als de naald vast zit in het wortelkanaal vergroot de kans op een irrigatie-incident.

Daarom adviseren wij de naald apicaal op te voeren in inwaartse slagen van 2-3 mm en de oplossing tijdens een uitwaartse slag van 1-2 mm aan te voeren om druk te vermijden en terugstroom mogelijk te maken.

Voor het aanbrengen van de irrigatienaald van 30G raden wij een preparatie aan met een minimale omvang op grond van ISO 25.

Een naald met een open uiteinde zorgt weliswaar voor een irrigatiestroom die apicaal meer effect heeft, maar ook gevaarlijker is, vanwege het risico van irrigatie-incidenten. Een naald met zijpoorten heeft een betere veiligheidsmarge.